
Voor mij zitten Erik de Soir en Lies Scaut. In hun buurt Jack, hun Mechelse herder. Op de achtergrond een yurt. Een scène met alle elementen voor een gesprek waarin alles goed komt. Terwijl de ene spreekt, luistert de andere zorgzaam. Terwijl de ene een aanzet tot antwoord geeft, vult de andere aan. Telkens doorspekt met anekdotes en met een grote erkenning voor elkaar.
Tekst: Let Dillen, Foto’s © Lisa Henderickx
Wie is Lies Scaut?
- psychotherapeute bij De Weg Wijzer
- coördinator Postgraduaat rouw- en verliescounselor – Hogeschool PXL
- auteur van boeken over rouw
- gepassioneerd spreker en lesgever
- richt zich hoofdzakelijk op de doorwerking van plotse en chronische verlieservaringen, psychotrauma en ingrijpende gebeurtenissen (verkeersongevallen, acute ziekte, palliatieve zorg enz.) met vooral aandacht voor kinderen en jongeren
- Faculty Member van het Portland Institute for Loss and Transition
Wie is Erik De Soir?
- doctor in de psychologie (Universiteit Utrecht)
- doctor in de sociale en militaire wetenschappen (Koninklijke Militaire School).
- Psychotherapeut bij De Weg Wijzer
- richt hij zich op de verwerking van acute, chronische en/of complexe (psycho)traumatische ervaringen op basis van vroegkinderlijke chronische traumatisering en/of ingrijpende levensfasen
- verricht onderzoekswerk naar de effecten van acute en chronisch traumatisering bij slachtoffers en hulpverleners
- auteur van boeken over trauma, crisis en rouw
- gepassioneerd spreker en docent aan universiteiten in binnen- en buitenland
- tot september 2021 hoger officier af, sindsdien lid van de reserve
- operationeel (vrijwillig) brandweerpsycholoog verbonden aan de Hulpverleningszone Noord-Limburg
- oprichter van o.a. het Fire Stress Team
- instructeur in taoïstische qigong en meditatieleraar
Hoe gaat het vandaag met jullie?
Het blijft even stil aan de andere kant van het scherm. Tot Lies van wal steekt: “Het gaat hard, er zijn veel vragen die onze richting uitkomen, zowel begeleidings- als opleidingsvragen. Er zijn ideeën, er is goesting en er zijn acute crisisoproepen.”. Erik beaamt: “we lopen hard, soms te hard. Dat toont zich in overboekingen, je aanmelden op verkeerde plaatsen, het lijf dat protesteert. Meestal voelen we dat halfweg het jaar. Maar dit jaar voelen we het nu al en we zijn nog maar maart.”
Nog maar maart, en ook: opnieuw maart. Op de dag van het interview is het exact 11 jaar geleden dat Erik en Lies de ondersteuning startten van de getroffenen van het busongeval in Sierre. Voor Lies een vuurdoop, die de passie voor het werken rond rouw en verlies aanwakkerde. Voor Erik de ramp te veel, omdat hij mensen tegenkwam die speelbal werden van de media, omdat er wanbeheer heerste tijdens de ramp. Zo vertelt hij hoe scholen moesten onderhandelen tussen zorgverleners omwille van de rivaliteit tussen diensten. Een ervaring die latent meespeelt in hoe het nu met hen gaat. Een ervaring ook die zich heeft vastgezet in hun missie.
Wat is jullie missie in jullie werk?
“Wij proberen al veel te doen voor iemand naar rouwtherapie stapt”, vertelt Erik. “Ik vrees dat ik Lies daarmee besmet heb vanuit mijn ervaring als brandweer- en traumapsycholoog”. Lies lacht minzaam. Erik gaat verder: “Het belang dat wij hechten aan die primaire preventie – het werk op de plaats van de ramp, van het overlijden – is wat ons werk uniek maakt. Bij een ongeval waar bijvoorbeeld een kind overleden is, gaan wij inzetten op het begeleiden en voorbereiden van de ouders op de plek van de ramp, en we trekken dat door in de dagen nadien. Heel concreet, als zoiets gebeurt, ben ik daar als brandweerpsycholoog: ik zal zorgen dat het kind er mooi bijligt, dat de ouders ingelicht zijn, dat de ouders afscheid kunnen nemen. Even belangrijk vind ik dat Lies er dan is voor de school, de medeleerlingen, de leerkrachten, en iedereen die rondom het kind belangrijk is. Door die primaire preventie kunnen nog veel dingen in de juiste richting gebeuren, om zo later verwerkingsproblemen te voorkomen. We bieden de nodige zorg op de plek waar het trauma nog gaande is. Wij zitten in de actie en kunnen zo invloed hebben op de manier waarop slecht nieuws wordt gegeven, we kunnen familie en steunfiguren informeren en mobiliseren. Het belang van dat werk on-the-spot leg ik wel eens uit met de volgende metafoor: “het smeden van ijzer doe je als het warm is, want nadien is het niet meer bewerkbaar”. Ook in een crisis geldt dat principe: als je in crisis begeleidt, dan is het nog kneedbaar. Nadien zit het vast.”
“Primaire preventie op de plaats van het gebeuren is belangrijk. Net zoals je het ijzer smeedt als het als het warm is, want nadien is het niet meer bewerkbaar”
“Die primaire preventie dragen we echt in ons hart”, gaat Erik verder. “Dat heeft consequenties. Als wij telefoon krijgen van een mama die vertelt dat haar zoon is weggelopen en dat ze vreest voor een wanhoopsdaad, laten we alles vallen en gaan op pad. Want als het nodig is, dan is het nodig. Die reactiviteit ontbreekt in ons huidig zorgsysteem: in ziekenhuizen bijvoorbeeld hebben psychologen dagshifts.”
“Maar die reactiviteit eist wel zijn tol. We lopen zelf schade op door daar te zijn in dat acute gebeuren. Ik heb nadien altijd enkele moeilijk dagen. Dan heb je iemand nodig die tegen je zegt: “en wanneer ga jij nu voor jezelf zorgen?”. En gelukkig zijn we er dan voor elkaar.”
Lies knikt: “Dat acute hakt er ook bij mij erg in, maar het is echt belangrijk. Wat voor mij ook bij primaire preventie hoort, is mijn werk met gezinnen waarvan een gezinslid palliatief of terminaal is. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de begeleiding van een kind waarvan een ouder terminaal is. Dan bereid ik hen voor op wat ze kunnen verwachten, wat er gaat gebeuren als mama sterft, hoe een uitvaart er kan uitzien… Ook dat is primaire preventie, omdat ik hen help om na te denken over wat belangrijk is, zodat ze voorbereid zijn. Zodat niet alles nog bedacht moet worden in de rush na het overlijden.”
Lies, bij jou toont die missie zich in het creatieve medium.
“Ja, dat creatieve is echt mijn ding. Dat creatieve werkt bij kinderen gewoonweg makkelijker dan het verbale. Maar ook bij volwassenen gebruik ik creatieve methodieken, net omdat het verbale er toch vaak voor zorgt dat we in het rationele blijven zitten. Volwassenen laat ik al eens een roeiboot tekenen als metafoor voor het Duale Proces Model (een rouwmodel van Margaret Stroebe en Henk Schut, nvdr). Terwijl ze dan tekenen, stel ik vragen als: waar zijn je peddels nu? Heb je ze nog allebei? Hoe ziet de omgeving rond je roeiboot er uit? Zie je obstakels? Zit je alleen in je roeiboot? Via dat beeld van die roeiboot en de actie van het tekenen komen ze tot een mooie uitwerking van hun eigen rouwproces, en dat met een ongelooflijke diepgang.”
Erik vult aan met een anekdote vanuit het Fire Stress Team (kortweg het FiST, een team van collegiale opvang voor hulpverleners dat hij in 1993 oprichtte: zij bieden preventie, aanpak en nazorg bij ingrijpende interventies, nvdr) dat 6 weken lang hulpverleners opving in de nasleep van de terreuraanslagen. Op een zeker moment vroeg Lies hem: “Wanneer gaan jullie aan jullie zelf denken?”. Erik reageerde eerst verrast op deze vraag, maar regelde uiteindelijk toch een zaal en Lies zorgde voor de opvang van dit team. Erik vertelt: “En daar zaten we dus: allemaal brandweerlui, gehard in het acute, met een klomp klei voor ons. Met de opdracht: maak een trofee voor jezelf, iets om jezelf te bedanken, iets dat jou deugd zou doen. Je kan je wellicht wel voorstellen hoe dat onthaald werd te midden van stoere binken. Tot we naar elkaar keken met een blik van “ok, we doen dat” en via dat creatieve kom je dan op prachtige zaken.”.
Erik, voor Lies is het creatieve een belangrijk medium. Heb jij ook een bepaald kader dat eigen is aan hoe je deze thema’s aanpakt?
“Voor mij is dat het spiritueel stilstaan bij verlies. Elke ziel heeft een eigen ontwikkelingspad. Ik sta boeddhistisch in het leven. Voor mij gaat dat over het geloof dat er meer is in het leven dan het zichtbare. Er is een soort van niveau van informatie dat je kan bereiken als je je ervoor openstelt. Het is een soort synchroniciteit van zaken waarbij mensen naar elkaar kijken en zeggen: ‘dat is straf’. Ik ben een boek aan het schrijven over mensen voor wie het ontzettend troostend is een betekenisvolle synchroniciteit tegen te komen op zo een manier dat ze zelf zeggen; ‘dat is niet toevallig’. Om het te illustreren denk ik aan een gezin waarbij vader, een verwoed jager, overleden was. Ze zaten samen aan tafel, het stormde en op een gegeven moment vliegt de deur open en wandelt er een fazant binnen. Voor hen was dit enorm troostend. En voor vele mensen is dat herkenbaar. We merken in ons werk dat veel cliënten voorzichtig aftoetsen of het ok is om zulke ervaringen bij ons te delen. En telkens merken we een grote opluchting dat het mag en kan. We maken dat bespreekbaar, en zien dat ook als een kracht. Zelf ga ik na een interventie bijvoorbeeld altijd in de late uren met onze hond, Jack, na een wandeling terug naar de plek van het ongeval. Ik moet Jack niet wijzen waar het was: hij weet het. Het is telkens alsof er daar iemand is die als het ware over onze schouder meekijkt.”
Je moet er als hulpverlener mee om kunnen, vertelt Lies. In haar praktijk vertellen mensen vaak schoorvoetend over die betekenisvolle synchroniciteit. Daar ruimte aan geven biedt troost en betekenis, ervaart Lies telkens bij haar cliënten.
Ik zie een yurt op de achtergrond. Vertel eens.
“Ja, die is er dankzij de overstroming’, lacht Lies. Juli 2021 regende en stormde het dagen aan een stuk, waardoor de praktijkruimte van Lies, die in de kelderverdieping lag, overstroomde. Het water vernielde haar levenswerk. Ze zag het op een container belanden en weggevoerd worden. “Het deed ontzettend pijn dat vernield te zien. En ik denk dan niet aan de meubels, maar aan de knutselwerken van de kinderen die bij me in begeleiding waren, de knuffels die zoveel kinderen getroost hebben… Ik heb dan even niet kunnen werken. Ik moest echt bezinnen, tijd nemen om uit te vlooien welke betekenis dit had. Op een gegeven moment was ik er echt klaar mee: ik had terug zin om te werken, om kinderen te begeleiden. Alleen: ik had geen ruimte. We hebben dan veel onderzocht: een woonunit, een volume… maar niets kon of was haalbaar. Tot ik op een gegeven moment met een boutade zei: “Als dat nog lang duurt, ga ik naar een kampeerwinkel en koop ik een grote tent.” Erik stelde me een yurt voor. Ik deed opzoekwerk en half oktober stond er een yurt in onze tuin, mijn nieuwe praktijkruimte. Het is een magische ruimte. Magisch, omdat we die samen hebben opgebouwd met onze kinderen en twee mannen uit Mongolië. Magisch, omdat kinderen en volwassenen er graag zitten. Magisch ook, omdat het anders werken is: de energie stroomt daar anders: er zijn geen hoeken of kanten om je te verstoppen.”
“Die overstroming en het openstaan voor de betekenis ervan heeft me nog meer gebracht. Ik heb een extra groepspraktijk geopend in Hasselt. Zo is die overstroming en alles wat er uit volgde metaforisch voor een rouwproces. Het was afschuwelijk, het was verlies, maar het heeft dingen op ons pad gebracht die we anders niet waren tegengekomen.”
“Als mens zijn we op zoek naar verhalen en betekenis”
Erik gaat verder: “ik zie traumatische ervaringen als obstakels op je levensweg. Als je er tegen vecht leer je niets. Leer je met obstakels om te gaan als een moment van initiatie, dan bereik je een punt waarop je kan zeggen: “zonder dit was ik niet geworden wie ik nu was”. Ons expertisecentrum trauma- en rouwbegeleiding heet niet voor niets “De Weg Wijzer”. Dit vanuit de filosofie dat hoe erg het ook is wat je meemaakt, er velen je zijn voorgegaan op diezelfde weg, waardoor die weg wijzer wordt dan de wegwijzer. En de wegwijzer staat voor de therapeut, die katalysator of richtingaanwijzer is. De herstellende moet het pad opgaan, waardoor de weg ontstaat.”

Jullie hebben beiden heel wat ervaring in rouw, verlies en trauma. Wat zijn evoluties die jullie in deze domeinen zien?
“Als er iets ergs gebeurt, is het nog vaak improviseren op scholen. Maar er is wel verandering. Meer en meer scholen zien het nu als hun taak om bij overlijden een opvangnetwerk te voorzien waarin ook professionelen een plaats krijgen. Maar, we zijn er nog niet. Er blijven scholen die dat niet als hun opdracht zien. In een breder perspectief is het goed dat een aantal dingen aan het veranderen is rond rouw en verlies. Dat de dood niet meer wordt doodgezwegen, dat kinderen meer en meer betrokken worden, dat rouw niet alleen donker moet zijn”, antwoordt Lies gedreven. “Maar”, gaat ze verder, “het is wel jammer dat er in dit domein toch wel wat commercialisering optreedt, waardoor ik soms bevreesd ben dat het unieke en creatieve verdwijnt. Bijvoorbeeld: iedereen dezelfde troostknuffel, hetzelfde juweel…”.
“Het gevaar bestaat dan dat je een rouwelite creëert: zij die al die mooie spullen niet kunnen betalen staan dan in de kou”, vult Erik aan. “Bovendien dreigen we heel wat culturele wijsheid te negeren. Ga naar een Brusselse school en je komt in een schoolomgeving met 64 nationaliteiten, die zich misschien niet herkennen in al die commerciële producten. Mijn vraag is dan ook of we niet meer kracht kunnen halen door te kijken naar rouw in traditionele culturen en daar wijsheid uit putten. Daar kom je vaak zeer gestructureerde vormen van rouw tegen. Daarnaast vind ik het ook belangrijk dat mensen voldoende opgeleid zijn en dat we ook kunnen en durven aantonen wat werkt en wat niet. Dat is dan de academicus in mij, die spreekt.”
Hoe houden jullie dit werk vol?
Erik: “Voor mij is dat het besef dat je een bevoorrechte positie hebt om te zien hoe sterk een mens is. Niettegenstaande de rauwigheid van trauma en verlies ben je getuige van hoe mensen er in slagen om weer overeind te komen en het leven terug vorm te geven. Je beseft ten volle dat een mens dat kan. Dat maakt je ongelooflijk bescheiden: het materiële hoeft niet – de essentie van wat een mens tot mens maakt, ligt elders. Door ons werk beseffen we dagelijks hoe onvoorstelbaar veel geluk we hebben dat we het zelf nog niet hebben moeten meemaken.”
“Geen enkele bloem is vergeten hoe ze na de winter terug moet bloemen, terug bloem moet zijn”
Lies glimlacht, want mensen die ze ontmoet en over haar werk vertelt, stellen altijd deze vraag, weliswaar in allerlei varianten: Hoe houd je je recht in al dat verdriet? In al die pijn? Is dat wel te doen? Is dat niet ontzettend zwaar? “Eigenlijk antwoord ik altijd hetzelfde: ik vind het een ontzettend voorrecht om mensen te mogen bijstaan in de meest kwetsbare momenten van hun leven, om daar deel te mogen van uitmaken, hen daarin te mogen begeleiden. Je krijgt veel moois terug: ik ben erg dankbaar dit te mogen doen voor mensen. Gisteren had ik bijvoorbeeld een vrouw in consultatie waarvan 10 jaar geleden de man was overleden en die ik toen begeleid had. Ze kwam nog eens op gesprek, net omdat het 10 jaar geleden was, en ze had pralines en tulpen mee. Het gaat niet om wat ze meebracht, maar om wat ze zei: ze vertelde hoe dankbaar ze was dat we haar leven teruggegeven hebben. Het is dat wat ons doet volhouden, zoals Erik al zei, daar getuige van mogen zijn. Dat geeft energie.”
Jullie zijn partners in werk en leven. Hoe voelt dat?
“Ja, er zijn vrienden van ons die niet begrijpen hoe je dat volhoudt: samen dezelfde job, in dezelfde praktijk”, begint Erik. “Maar we kennen elkaar als persoon en we kennen elkaars job. Wij zien dat als een voordeel. We zijn vaak over onze job bezig, en dat verveelt niet. We ervaren dat vooral als verrijkend.”
“Bovendien”, zo gaat Lies verder, “kennen we elkaar zo goed, dat we elkaar niet alleen steunen maar ook opvangen. De één kan al eens tegen de ander zeggen: “nu neem ik het hier thuis wel effe over”. Of als Erik nog laat op interventie gaat ’s avonds, dan zal ik een voorslaapje in de zetel doen, zodat ik wakker kan zijn als hij terug is. Ik ga dan niet slapen voordat ik hem heb gezien en we tijd hebben genomen. Omgekeerd geldt dat ook. Zo had ik gisterenavond een lezing waarvoor ik toch even op de baan moest. Ik ben hartstikke nachtblind, en bovendien was het op de 11de verjaardag van de busramp. Dus dan biedt Erik aan om mee te rijden. We weten van elkaar wat nodig is. Zo zitten we ook elke avond op ons terras, maakt niet uit welk seizoen het is. We nemen tijd voor elkaar, en voor we het weten zijn we weer uren aan het praten en vloeien we van het ene idee in het andere. Dat voelt niet aan als werk.”
“We besmetten elkaar in onze passie”
Waar dromen jullie van?
Lies: “Naar aanleiding van de busramp droom ik van provinciale opvangteams voor scholen. Ik krijg nu telefoon van scholen over het hele land, en dat kan ik niet voldoende waarmaken. Het begeleiden van een school in een crisis vergt dat je daar bent, dagen, weken. Dat lukt me gewoon niet voor het hele land. Het zou dus goed zijn moesten er professioneel opgeleide teams zijn, regionaal verankerd, voor die acute opvang op scholen. Dat uitgebouwd krijgen zou fantastisch zijn. Ik ben daarnaast ook een echte schrijver: ik schrijf heel graag, gewoon voor mezelf of in boekvorm. Nog wat boeken dus. En ook graag tijd samen, als nieuw samengesteld gezin.”
Tijdens de COVID-periode zetelde Erik in verscheidene werkgroepen, taskforces voor ministeriële kabinetten, de Hoge Gezondheidsraad, enz. Lies stampte een supportteam rouwcounseling uit de grond voor ondersteuning in de woonzorgcentra, en trok zelf de beschermingskledij aan om de handen uit de mouwen te steken. Samen schreven ze een kinderboek rond COVID (Hallo, ik ben Corona, nvdr) dat in 45 talen vertaald werd, en nog een reeks andere boeken en artikels. “We hebben allebei zoveel dromen, zoveel ideeën, we doen ook graag veel, we hebben ook vaak het gevoel dat het nodig is om iets te doen, maar hierin verliezen we onszelf soms”, zo vertelt Lies. “Om de zoveel tijd crashen we om beurt wel eens. Dus mijn droom is te leven naar de idee dat het af en toe wat minder mag.”
“Het mag af en toe wat minder”
Erik beaamt: “we hebben echt lang doorgedaan, en te weinig vakantie genomen. Ik droom van een domein in een bosrijke omgeving met een soort bezinnings- of meditatiecentrum met een holistisch programma.” Erik haalt de mosterd bij zijn talloze opleidingen in het Oosters domein. Daar had je een strikt zich herhalend dagschema: opstaan – meditatie – persoonlijke hygiëne – ontbijt – 1.5 uur liggen voor rust – les – oefeningen. Tijdens dergelijke trainingen stond hij steeds versteld van de vriendelijkheid die daar heerste. In alle eenvoud werd er voor je gezorgd, zonder dat het gevraagd werd. Je bord werd voor je uitgeschept als je later kwam, met de vriendelijke uitnodiging: “dit is voor jou”. “Ik mis dat heel erg, die vriendelijkheid, die puurheid. In onze maatschappij zijn heel wat mensen hard geworden, competitief. Zelfs in het domein van rouw, verlies en trauma kom je dat tegen, helaas. Ik droom dus van een plek waar ik me met anderen kan terugtrekken uit het hectische materialistische bestaan om te herbronnen: stilstaan bij wat de essentie van mens-zijn is.”
“Ik droom van een vluchtheuvel waar ik kan zijn met anderen, in zorgzaamheid”
“Ik droom ook van onderzoek te kunnen doen naar effecten van die acute primaire preventie. En ook van 2 of 3 Mechelse herders”, gaat Erik verder. “Tot slot, hoop ik dat we ons de kunst van het boeddhistisch Danaprincipe eigen maken. Dat gaat over vrijgevigheid in de pure betekenis. In het boeddhisme gingen leraren van dorp naar dorp voor onderricht en werden ze onderhouden door de dorpelingen. Vertaald naar onze tijd zou de wereld toch mooier zijn, moesten we ons oefenen in dit principe. Dat we geen oude winterjassen naar Turkije sturen, maar die mooie die we zelf willen houden. Want vrijgevigheid gaat over weggeven wat je graag zou willen houden.”
Wat is jullie motto in het leven?
Erik gaat daarbij te leen bij John Lennon: “In the end everything will be OK, and if it is not, then it is not the end”. Oftewel in het Vlaams: “Het komt wel goed”. Lies vult aan met: “En als het toch het einde is, dan is het tegelijk een nieuw begin”.